Vrij Nederland | Onsterfelijk in the cloud
Niet dood maar gewoon heel lang weg van je computer
In een wereld met 2 miljard actieve sociale-mediagebruikers is ook de dood sociaal geworden. ‘Bijna elke week kijk ik even op het profiel van Ruben. Bij zijn graf ben ik na de begrafenis niet meer geweest.’
TEKST: MIRTHE BERENTSEN | ILLUSTRATIE: ELISE VAN ITERSON
Op nu.nl stond niets, terwijl alles stilstond. Dus ik deed wat elke millennial zou doen: ik keek op Facebook. Het was slechts een paar uur nadat de politie Ruben levenloos had gevonden, maar ergens in een groot datacentrum klopte Rubens tijdlijn rustig door, en zowel die van hem als die van mij vulde zich met herinneringen, foto’s en wanhoop. Sinds de oprichting van Facebook, twaalf jaar geleden, zijn al dertig miljoen gebruikers overleden. Volgens verschillende berekeningen zullen er in 2065 meer dode dan actieve gebruikers zijn. Facebook biedt dan ook de mogelijkheid om een profiel een herdenkingsstatus te geven. Het account krijgt dan de titel ‘ter nagedachtenis aan’, en je kunt een officiële beheerder aanstellen die toegang krijgt tot het account en alle data kan downloaden. Het is nu een paar jaar geleden dat Ruben zelfmoord pleegde. Zijn ouders kozen ervoor om zijn Facebook-profiel levend te houden. Hij stapte uit zijn leven, maar zij niet uit dat van hem. Dus geen in memoriam account, maar een laatste levensader die jaarlijkse verjaardagsberichtjes en herinneringen spuwt.
Digitale erfenis
Je digitale identiteit is een onvermijdelijk onderdeel van je nalatenschap geworden. Daar springen veel bedrijven op, zoals de Duitse start-up Columba die zorgdraagt voor de digitale erfenis van geliefde overledenen. ‘Een goede vriend van ons stierf een paar jaar geleden. Op zijn verjaardag kreeg ik een berichtje van Xing, de Duitse LinkedIn equivalent. Of ik bloemen wilde bestellen voor de jarige, om hem te feliciteren. Dat was schrikken, vooral voor zijn vrouw, die niet wist dat hij een soort betaald plus-lidmaatschap had op Xing dat nog steeds liep. Zo ontstond het idee om Columba op te richten,’ zegt Ferdinand von Hutten, directeur van Columba. Het bedrijf biedt uitvaartondernemers een pakket aan voor hun klanten met daarin de service om online en offline abonnementen en lidmaatschappen te laten opzeggen. ‘Er is niemand om je te helpen met dit soort zaken, en het is zo belangrijk. Wij kunnen een heel klein beetje verlichting brengen in een periode waarin mensen al meer dan genoeg aan hun hoofd hebben.’
De verwachting is dat steeds meer verzekeraars en uitvaartondernemers dit soort services gaan aanbieden. Zo is er het Nederlandse bedrijf Digitale Nazorg van Sander van der Meer, die als digitaal forensisch specialist bij de politie vaak in aanraking kwam met nabestaanden die toegang wilden tot sociale-mediaprofielen of gegevens die op een telefoon waren opgeslagen. ‘Dan vroegen ze mij of ik ze wilde helpen, omdat ik “handig met computers ben”. Dat kan natuurlijk niet zomaar, maar ik wilde ze wel graag helpen.’ Sinds kort biedt Digitale Nazorg ‘i-Finish’ aan, waarmee nabestaanden alle digitale abonnementen van de overledene kan opzeggen en materiaal op sociale media kan inzien. ‘We werken nu samen met honderd uitvaartondernemers in Nederland, maar verwachten dat dat enorm zal groeien in de komende jaren. Zo zijn wij nu met Microsoft Nederland bezig om software te ontwikkelen die nabestaanden kan helpen om alle lopende lidmaatschappen en abonnementen in één keer op te zeggen.’
Zowel aanbieders als afnemers hebben nog allerlei vragen bij digitale nalatenschappen, en ook politiek en wettelijk zijn er veel onduidelijkheden. Er is wat dat betreft een groot verschil tussen sociale-media-accounts en bijvoorbeeld online banking. Een zorgvuldig vormgegeven sociale-media-identiteit vraagt om andere oplossingen. Van wie zijn mijn digitale herinneringen? Van mij, van mijn nabestaanden, of van het bedrijf op wiens software ik vrijwillig alles heb gedeeld en bewaard? Of behoren ze toe aan de hardwarebedrijven die het lezen van de foto’s en berichten mogelijk maken? Veel bedrijven vermijden deze vragen, net als de term dood. Voor Google ben je een inactieve gebruiker: niet dood, maar gewoon heel, heel lang weg van je computer.
Nooit meer nieuwe content
Sociale media hebben ons geleerd momenten te documenteren en te delen: nieuwsberichten, meningen, berichten, poezenplaatjes, informatie en liefde. Noem mij, bevestig mijn bestaan. Online creëren we een archief, op een radicaal andere manier dan alle generaties voor ons deden. Want de paar video’s, dagboeken en fotoboeken van vorige generaties staan in geen verhouding tot de berg digitale content die een gemiddeld mens tegenwoordig produceert.
De Nederlandse kunstenaar Niko Princen maakte een online kunstwerk ter ere van zijn overleden moeder, waarin hij haar sociale media-profielen gebruikte. ‘Ik gebruik in mijn werk vaak gevonden beelden en foto’s van anderen, maar dit was opeens heel persoonlijk. Het was de content van mijn moeder. De beelden van haar leven, van haar huis en leefomgeving.’ Het werk Embedness, dat hij maakte voor galerie Composing Rooms, wisselt de favoriete muziek van zijn moeder af met foto’s van haar sociale-mediaprofielen. Kiekjes van haar huis, overblijfselen van een leven. ‘Het is een soort monument van code voor mijn moeder. Ik ga de website niet bijhouden, er zal erosie optreden in het online werk, net zoals bij de koperen beelden in haar tuin. De code is als een soort grafsteen, die verdwijnt of verzakt ook na een aantal jaren. Dit werk speelt daarmee, en met de vragen rondom het publieke en privé-aspect van de dood. Er komt nooit meer nieuwe content bij, dat is de tragiek.’
Een beetje minder alleen
Met het delen van verdriet betoon je respect, maar je kunt je ook profileren met je verlies. Vorige week stroomde mijn tijdlijn vol met berichten als: ‘Leonard ik zal je missen voor altijd dichtbij.’ Ik heb nooit geweten dat zoveel van mijn vrienden goed bevriend waren met Leonard Cohen, David Bowie of Prince. Vroeger rouwde je door een graf, kerk of monument te bezoeken, tegenwoordig zijn er online gedenkplaatsen en is rouwen ook een publieke aangelegenheid geworden. Het bij elkaar brengen van mensen die rouwen, kan het gevoel dat de overledene nog dichtbij is versterken. Met elke like zijn we een beetje minder alleen. Herdenken kan altijd en overal. Als ik een evenement aanmaak, kan ik Ruben ook uitnodigen. Ik zie zijn foto en denk een fractie van een seconde aan hoe leuk het zou zijn als hij erbij zou zijn – en dan klik ik op de rest van de mensen van wie ik fysieke aanwezigheid verlang. Op Facebook bestaat hij net zo goed als ik. Dus op een bepaalde manier ga ik verder met hem erbij, als een fysieke aanwezigheid op mijn tijdlijn.
De sociale codes over online rouwen zijn vooralsnog onduidelijk, maar de sociale media blijven mensen met elkaar in contact brengen, ook na de dood. Geliefden leven voort in data, in tweets, foto’s en berichten. Met DeadSocial™ en de ‘If I Die’-app kun je zelfs berichten en video’s maken voor sociale netwerken die pas na je je dood worden gepubliceerd. En onder het motto: When your heart stops beating, you’ll keep tweeting, zorgt _LIVESON ervoor dat je blijft tweeten na je dood. Een soort digitale reïncarnatie.
Een soort medicijn
In de twintigste eeuw werd sterven steeds meer een privéaangelegenheid. Mensen werden ouder, stierven vaker in verpleeg- en ziekenhuizen en een seculiere samenleving maakten de dood tot een steeds ongemakkelijker onderwerp. In de eeuwen daarvoor was de dood veel meer aanwezig in het dagelijks leven. Dorpsgenoten kwamen aan het sterfbed zitten om te waken, zowel voor als na het overlijden, het doopkleed werd bewaard om later als rouwkleed te worden gebruikt. Getuige te kunnen zijn van de dood werd gezien als een wijze les en een voorrecht. Op een bepaalde manier is herdenken op sociale media de hedendaagse versie daarvan. Een in memoriam-profielfoto is in zekere zin de online variant van de doodsportretten, dodenmaskers en bidprentjes uit vroeger tijden.
‘Zomaar, omdat ik je nog steeds zo mis,’ stond een paar weken geleden onder Rubens profielfoto. Het werd leuk gevonden. ‘Fijn om te lezen. Gelukkig is hij hier nog een beetje bij ons,’ reageerde zijn moeder. Ook dat werd leuk gevonden. Bijna elke week kijk ik even op het profiel van Ruben, maar bij zijn graf ben ik na de begrafenis niet meer geweest. Het definitief verwijderen en sluiten van zijn profiel zou maken dat alles voorbij is, nu kan ik soms bijna even vergeten dat het echt en voor altijd voorbij is. Zo plotseling en absoluut als zijn dood was, zo zacht en langzaam lijkt het op Facebook te gaan: die pagina is er nog als een soort medicijn. Als ik terugscroll in de tijd, dan is er niets veranderd.
Ontkenning
Psychiater Elisabeth Kübler-Ross, een van de belangrijkste denkers over rouw, onderscheidde vijf fasen in het rouwproces: ontkenning, protest, woede, depressie en aanvaarding. Succesvolle rouwenden zullen de overledene uiteindelijk loslaten zodat zij verder kunnen met het leven. Maar in de digitale wereld kun je lang blijven hangen in de fase van de ontkenning. Of je kunt de pijn verzachten door de dood als het ware uit te stellen door een digitale identiteit in leven te houden. In Death and the Social Network onderzoekt socioloog Jed Brubaker het soort commentaren dat op profielen van overledenen verschijnt. Vlak na het overlijden zijn er veel berichten waarin mensen hun ongeloof en wanhoop uiten. Ook gaat het dan vaak over de logistiek rondom de uitvaart. In het eerste jaar zijn er nog geregeld commentaren en berichten, daarna is er een kleine piek op de sterf- en verjaardag, of op speciale feestdagen. Die pieken worden kleiner en de berichten minder.
Het onderzoek van Brubaker laat zien dat er drie manieren zijn van online communiceren met de doden: eerst het delen van verhalen over de overledene, dan het delen van updates over je eigen leven, zoals een huwelijk, diploma of andere relatie. De derde groep commentaren zijn de korte berichten die de onderlinge connectie benadrukken. Opvallend aan de berichten en commentaren is dat ze allemaal gericht zijn aan de overledene zelf, niet aan de nabestaanden of de beheerder van het profiel.
Digitale doden
We zouden onze openbare sociale identiteit kunnen zien als een soort digitale ziel. Een overzicht van de herinneringen die het delen waard zijn, de mensen om wie je geeft, de dingen waar je je boos over maakt, de liefde voor je kind, voor literatuur of voor pony’s. De blauwdruk van een leven. Het idee van data die nog ergens rondzweven in een cloud is haast van eenzelfde abstractie als iets daarboven dat over ons waakt. Maar technospiritualiteit, bestaande uit harde data, is toch geloofwaardiger dan engelen en goden. In de cloud zijn we onsterfelijk. Voor veel nabestaanden biedt het troost om de doden door te laten leven op sociale media.
Digitale technologie dwingt ons om opnieuw na te denken over de dood en het leven dat we achterlaten. Digitale doden verdwijnen niet vanzelf en laten ons nadenken over hun bestaan. Het zijn identiteiten die hun eigenaars overleven, waardoor de doden een gewenst – of soms ongewenst – onderdeel blijven van de levens van de levenden. Volgens de Franse socioloog en filosoof Jean Baudrillard is het de wraak van de doden dat ze ons blijven achtervolgen in hun afwezigheid. Doodgaan is niet het moeilijkste meent hij, verdwijnen uit het zicht van je eigen mensen – dat is van een veel hogere orde. Tot nog toe is er geen Instagram-filter of app die het gemis van een dierbare kan verzachten, de scherpe randjes laat verdwijnen. Het is het delen van de herinnering aan het verlies dat zal vervagen, zoals de bovenzijde van de grafsteen die slijt onder de schoenen van de kerkgangers.
Dit artikel verscheen in Vrij Nederland van 30 november 2016


